Over ZON
Zoetwatervoorziening Oost Nederland richt zich op onderzoek naar de huidige en toekomstige droogte-problematiek en mogelijke oplossingen en maatregelen.
Gedeputeerde Water Overijssel en voorzitter RBO Rijn-Oost
“Maak er een mooi, wervend verhaal van. De regio is het meer dan waard.” Zo besluit Bert Boerman, voorzitter van het RBO Rijn-Oost, het interview voor deze uitgave van de nieuwsbrief. De gedeputeerde vertrekt binnenkort en neemt daarmee afscheid als voorzitter.
Het programma ZON bestaat sinds 2010. Het was een initiatief van partijen in regio Oost om samen aan de gevolgen van klimaatverandering te werken. Samen met regio Zuid zijn De Hoge Zandgronden in die tijd bij het landelijk Deltaprogramma op de kaart gezet. Hoe kijk je terug op die beginperiode, waarin het Deltaprogramma de focus nog vooral op wateraanvoer en het hoofdwatersysteem had?
“Bewustwording is nog steeds nodig. Beschikbaarheid van voldoende water is niet vanzelfsprekend. De aandacht binnen het Deltaprogramma is in de afgelopen twaalf jaar gaandeweg verschoven van waterveiligheid naar zoetwaterbeschikbaarheid, van het terugdringen van verzilting in West-Nederland naar watertekort op de Hoge Zandgronden en van oppervlaktewater ook naar grondwater.
Het mooie van ZON is: we hadden in 2010 in regio Oost al signalen over de toekomstige droogteproblematiek. Met het ‘Manifest Water op de Hoogte’ van de regio’s Oost en Zuid samen hebben we de Hoge Zandgronden in 2012 definitief op de kaart gezet bij het Deltaprogramma. Tot dan toe ging het Deltaprogramma Zoetwater vooral over het oppervlaktewater in het hoofdwatersysteem, terwijl op de Hoge Zandgronden de problematiek betrekking heeft op het grondwater en de oplossingen zitten in de haarvaten van het watersysteem.
In regio Oost waren we in 2010 aan het pionieren; hoe pakken we de droogte aan, met welke partijen en hoe betrekken we die partijen en stemmen we met elkaar af? Het bleek nodig dat we naar het totale stroomgebied in regio Oost moesten kijken en dat een fijnmazige aanpak nodig is. Vanuit die fijnmazige benadering kijken we naar het hoofdwatersysteem in plaats van andersom.
We dachten voorheen veel meer dat alles maakbaar was. Nu richten we ons ook op het accepteren van de gevolgen en dat er gebieden zijn waar iets niet kan. Soms gebeurde het sluipenderwijs en onbewust, waardoor we vergaten wat de droogte voor gevolgen kan hebben. Droogtes zoals we die de afgelopen jaren gehad hebben, houden ons bij de les.”
In 2015 werd voor het eerst een bestuursovereenkomst getekend, met meer dan 100 handtekeningen van partners in het ZON programma. Er kwam 60 miljoen euro vanuit het Deltafonds naar de Hoge Zandgronden, Oost en Zuid tezamen. “Voor een betekenisvolle start”, zo verwoordde de toenmalige Deltacommissaris de bijdrage aan het eerste werkprogramma. Wat is voor jou het meest opvallende succes van het programma Zoetwatervoorziening Oost-Nederland?
“Een succes van het programma is dat we een hoop partners in beweging hebben gekregen en de onderlinge samenwerking op gang hebben gebracht. Niet in de laatste plaats omdat we bestuurlijk telkens de Deltafondsmiddelen hebben kunnen regelen en omdat partijen elkaar iets gunnen.
Een inhoudelijk succes is dat we het watersysteem robuuster hebben kunnen maken door allerlei kleinschalige maatregelen aaneen te rijgen. In tegenstelling tot maatregelen in West-Nederland, zijn er op de Hoge Zandgronden geen grote technische ingrepen die we kunnen uitvoeren.
We zijn er minder goed in geslaagd om ons verhaal voor het voetlicht te brengen. Alsof we geen helder doel of strategie voor ogen hebben. Het tegendeel is waar. Wat we beter kunnen is iedere keer de optelsom van alle maatregelen in beeld te brengen. Veel kleine ingrepen met een groot effect.
Een prachtig voorbeeld vind ik het zaaien van klaver door agrariërs, wat recent steeds vaker gebeurt. De capillaire werking van de bodem neemt daardoor toe. Een kleine maatregel, een groot effect. Daar geniet ik van. Een ander mooi voorbeeld is het programma Haarvaten op Peil, waar kleinschalige maatregelen op grote schaal worden uitgevoerd. Of de aandacht voor beekherstel, wat ook bijdraagt aan de doelstellingen van ZON.”
Vanaf 2011 ben je voorzitter van het RBO Rijn-Oost, het bestuurlijk overleg dat het ZON programma aanstuurt. Sinds die tijd zijn er veel maatregelen door partijen uitgevoerd onder andere om de grondwatervoorraad aan te vullen en water langer vast te houden. De droge zomers van de afgelopen jaren tonen het belang aan van het uitvoeren van maatregelen om droogte aan te pakken. Wat is er in jouw beleving sinds 2011 verandert in de samenwerking in regio Oost?
“Soms is er een kleine ramp nodig om partijen in beweging te houden. Nu is er een nat voorjaar, waardoor de aandacht voor droogte kan verslappen. Het gevaar ligt op de loer dat we snel weer vergeten dat het ook anders kan lopen.
Dat we ons verhaal minder goed in beeld brengen, heeft ook effect op de samenwerking, vooral bestuurlijk. Het blijkt lastig om gemeentebestuurders bij ZON aangehaakt te houden. Juist langlopende programma’s zoals ZON, maken het nodig dat partijen zich voor langere tijd conformeren. Een oplossingsrichting kan zijn door ZON nog sterker te koppelen aan de werkregio’s voor het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie in regio Oost. Soms moeten er keuzes gemaakt worden in gebruiksfuncties. Niet alleen de provincies, ook de gemeenten hebben daarin een rol.
Voor de samenwerking op de Hoge Zandgronden geldt eigenlijk hetzelfde als voor de aanpak van de droogte: we moeten doordringen tot in de haarvaten van het bestuurlijke systeem. Door intensief samen te werken kan er meer dan je denkt.”
Hoe zie je de samenhang met de PPLG’s, de Provinciale Programma’s Landelijk Gebied?
“Ik merk in Overijssel dat het zoetwatervraagstuk ook in de PPLG trajecten wordt ingebracht. Dat is een goede zaak. Andersom kan het PPLG ook meeliften met het zoetwaterprogramma. Een voorbeeld is de gebiedstafel Vechtdal. Daar komen voorbeelden vanuit ZON op tafel. ZON is geen integraal onderdeel van het PPLG, maar het is wel belangrijk om ze met elkaar te verbinden. Het is ook belangrijk om het ene traject niet door het andere te laten verlammen. We moeten wel nu aan de slag.”
Fase 2 van het ZON programma is nu net in uitvoering gekomen. En de voorbereidingen van fase 3 zijn gestart. Daarmee is het ZON programma inmiddels een vaste pijler onder de samenwerking in regio Oost en samen met andere regio’s en het landelijk Deltaprogramma. Welke persoonlijke wensen wil je meegeven aan degenen die verder werken aan zoetwatervoorziening in Oost-Nederland?
“Mijn wens voor het vervolg van ZON is dat we ons allemaal verantwoordelijk voelen voor een goede zoetwatervoorziening in Oost Nederland. Het is nodig dat het onderwerp regelmatig en vaker dan nu ter sprake komt in de colleges van de verschillende partners in regio Oost. Een wens die daarbij hoort gaat over het eigenaarschap. Het is belangrijk dat iemand eigenaar is van een opgave, een onderdeel van het programma. Daarmee kom je als partij uit de comfortabele positie van de zijlijn. We hebben nu een kans om aan de problematiek te werken. Laten we die kans grijpen.”
“Het ‘terug naar de haarvaten’ is een kenmerkende benadering van het ZON programma. Deze manier van werken is misschien wel een voorbeeld voor andere dossiers. Kijk niet alleen naar grote, eenmalige ingrepen, maar zoek naar slimme kleinschalige manieren om problemen op te lossen.
Een heel belangrijke pijler is de kennis en deskundige medewerkers bij de partners die samenwerken. Die kennis en die deskundigheid zijn essentieel voor het vervolg van het programma. We moeten de mensen en de kennis koesteren.”
Contact
Postadres:
Zoetwatervoorziening Oost Nederland (ZON) richt zich op onderzoek naar de huidige en toekomstige droogteproblematiek en mogelijke oplossingen en maatregelen.
Provincie Gelderland
T.n.v. Amy Maduro
Postbus 9090,
6800 GX Arnhem